EP-scan: Omgaan met (super)diversiteit

Binnen de omgeving van de school is er een grote verscheidenheid aan sociale en culturele achtergronden en uiteenlopende verwachtingen ten opzichte van opvoeding en onderwijs.
Voor een succesvolle samenwerking met ouders dient een schoolklimaat dan ook gericht te zijn op de cultuur van alle gezinnen. Kennis over culturen, de omstandigheden waarin gezinnen leven en opvoedingsdoelen is hiervoor noodzakelijk. Van belang zijn hoge maar realistische verwachtingen van de capaciteiten van ouders en van hun kinderen. Heldere communicatie over de verwachtingen over en weer met betrekking tot de rolverdeling tussen ouders en school en maatwerk is daarbij cruciaal.

U kunt per vraag meerdere antwoorden aanvinken.

Vraag 1: Wat verstaat u onder diversiteit binnen uw organisatie?

Wij zien diversiteit voornamelijk in termen van taalachtergrond (anderstalig versus Nederlandstalig) en onderwijsachtergrond (ervaring en mate van opleiding).
Wij zien diversiteit met name in de onderwijscultuur; de verschillen en overeenkomsten met het Nederlandse onderwijssysteem.
Wij vinden het belangrijk om te differentiëren, waarbij wij anderstalige ouders bijvoorbeeld niet als een groep zien, maar waarbij wij onderscheid maken tussen ouders met verschillende talen en taal- en opleidingsniveaus.
Wij denken niet in doelgroepen maar streven wij ernaar met elke ouder afzonderlijk een pedagogische en didactische relatie op te bouwen.

Vraag 2: Hoe kijkt u aan tegen diversiteit en het samenwerken met ouders van verschillende achtergronden?

Wij vinden het belangrijk om doelgroepen te onderscheiden in ons beleid en in de samenwerking met ouders. Het is onze taak om te bekijken wat elke doelgroepouder nodig heeft om dit tot stand te brengen.
Wij maken zo min mogelijk onderscheid tussen ouders in hoe wij met hen samenwerken, alle ouders recht hebben op eenzelfde benadering.
Wij kunnen als organisatie onmogelijk rekening houden met alle culturele achtergronden van de ouders.
Als organisatie vinden wij het belangrijk om te differentiëren. Bij bepaalde groepen zullen wij meer moeite moeten doen om de drempel naar contact met organisatie te verlagen. Bijvoorbeeld door te werken met tolken of op een laag taalniveau met ouders (mondeling en/of schriftelijk) te communiceren.

Vraag 3: Hoe krijgt u zicht op de diversiteit van de ouderpopulatie?

Wij laten ouders een vragenlijst invullen waarin we vragen stellen met betrekking tot hun sociaaleconomische achtergrond en hun taalvaardigheid.
Onze medewerkers brengen dit in kaart op basis wat zij zelf observeren tijdens het dagelijkse contact met het kind en/of ouder.
In het intakegesprek proberen we een goed beeld te krijgen van de achtergrond van ouders en hun ideeën over opvoeding en onderwijs.
Elke ouder is weer anders, dus in die zin is er sprake van superdiversiteit en heeft het weinig zin om de ouderpopulatie in kaart te brengen.
De vaste begeleider/mentor van het kind gaat bij ouders op huisbezoek om kennis te maken en een beeld te krijgen van het gezin.

Vraag 4: Voor laagtaalvaardige en/of anderstalige ouders is de drempel om uw organisatie binnen te komen vaak groter. Welke acties onderneemt u om deze ouders te betrekken en passend te ondersteunen?

Teksten die wij verspreiden lichten we altijd mondeling toe als we denken dat dat nodig is.
Wij bieden belangrijke informatie (of enquêtes) in verschillende talen aan.
Wij hebben een ouderkamer waar ouders elkaar kunnen ontmoeten en waar zij de oudercoördinator(en) kunnen spreken.
Wij zetten digitale middelen in om met laagtaalvaardige ouders te communiceren (Google translate, afbeeldingen, video’s).
Wij zetten oudercontactpersonen/tolken/de Ouder en Kind Adviseur/ambassadeurs in om deze ouders te bereiken.
Wij zorgen ervoor dat onze schriftelijke communicatie begrijpelijk geformuleerd is (bijvoorbeeld op taalniveau A2) en vermijden het gebruik van onderwijsjargon.

Vraag 5: Wat doet uw organisatie om aandacht te hebben voor ouders van verschillende (culturele) achtergronden?

Wij organiseren activiteiten om te proberen alle ouders over de drempel van onze organisatie te krijgen zoals samen Marokkaanse koekjes bakken, Diwali vieren, samen knutselen etc.
Wij faciliteren en moedigen eigen initiatieven van ouders vooral aan. Als ouders een themamiddag willen verzorgen of met ons willen organiseren over bijvoorbeeld het culturele aspecten, discriminatie, pesten, dan kan dat bij ons.
Wij doen daar niets speciaals voor.
Door te zorgen voor een divers team hopen wij dat alle ouders zich welkom voelen om te participeren.

Vraag 6: Hoe gaat u om met ‘afwezige’ of ‘onzichtbare’ ouders?

Zolang het met het kind goed gaat wat betreft de prestaties, dan forceren wij de relatie met ouders niet.
Wij zorgen ervoor dat we in een vroeg stadium contact leggen met ouders om zo vanaf het begin een vertrouwensrelatie op te bouwen met ouders. Zo delen we elkaars visie en spreken we verwachtingen naar elkaar uit.
Wij accepteren het niet als ouders nooit bij onze organisatie binnen komen. Wij gaan in gesprek met ouders en overtuigen hen ervan dat dit gewenst is, met het oog op het kind.
Het is vaak geen kwestie van onwil maar van onvermogen (bijvoorbeeld taalbarrière, bescheidenheid) of een andere kijk op de taken van ons als organisatie. Wij proberen juist deze ouders te betrekken bij wat wij doen.
Als ouders bewust onzichtbaar zijn dan respecteren we dat, behalve als we ons zorgen maken over het kind.

Vraag 7: Geeft u praktische adviezen mee aan medewerkers om alle ouders te bereiken?

Als medewerkers daar vragen over hebben kunnen ze bij ons terecht.
Ja, alle medewerkers moeten goed weten hoe ze goede communicatie met álle ouders tot stand kunnen brengen.
Wij geven medewerkers tips, zoals zorg ervoor dat je in contact bent met alle ouders, denk ook aan de vaders e.d.
Wij organiseren workshops over hoe je effectief communiceert met ouders, in de klas, digitaal etc. en vragen ook ouders hoe zij graag communiceren.